woensdag 8 oktober 2008

Huishouden in Troje

Mijn fiets was gestolen. Door de flikken, om exact te zijn. Dat maakt het wat moeilijk om de diefstal te gaan aangeven. Technisch gezien was ik namelijk voortvluchtig. Ik reed zonder lichten door het rood en toen ze achter me aan kwamen ben ik voor hen gaan slingeren. Het was amusant, er kwam de nodige adrenaline bij kijken. Ik ontsnapte bijna door op de Leien aan de verkeerde kant van de baan te gaan rijden. Er was nog genoeg avondverkeer om hen weinig enthousiast te maken over het vooruitzicht te moeten spookrijden om een fietser te arresteren. Maar nauwelijks twintig meter verder sprong mijn ketting en ging ik onder uit. Twee flikken sprongen ook, uit de combi. Gelukkig had ik nog wel een cartouche over om ze het nakijken te geven, maar mijn fiets hebben ze in beslag genomen. Gerat, dus. Daarom ging ik nu benenwagensgewijs de Meir over.
Het mooie aan de Meir ’s avonds, vooral als het snertweer is, is dat er niemand je probeert een telefoonabonnement aan te smeren, of je anderszins voor de kar van een of andere geldverslindende beweging te spannen. Er zijn alleen maar mensen die er helemaal niet hoeven te zijn. Het verwordt er tot een oversteekplaats. ’s Avonds kom ik met plezier op de Meir.
Dit was geen avond als alle andere. Er was ongewone activiteit gaande. Er waren mensen aan het roepen, mensen die zelfs geen zweem van Nederlands accent vertoonden. Er was licht dat niet van etalages met hun kapitalistische lokroepen afkomstig was. Groen en rood en blauw en wit en nog een heleboel andere kleuren flikkerlicht. Ik begaf me omzichtig naar de lichtbron, het moesten eens figuren met duistere bedoelingen zijn. Als je zoveel licht verbruikte, moest je wel een beetje duister zijn, dat kon moeilijk anders. Maar voor ik genoeg genaderd was om een duidelijke blik te kunnen werpen op wat er gebeurde, werd mijn pad gekruist door twee vrolijke jongeheren. Ze stelden zich voor als Karel en Frank. Ze zochten iemand die de weg wat kende in de stad. In ’t Stad, antwoordde ik hen en voor ik het wist, was ik hun gids à decharge. Pro Deo.
Ik leidde hen naar de Groenplaats, die bezwaarlijk moeilijk is te vinden, maar ze waren toch al helemaal lyrisch over mijn prestaties. Toen ze Rubens ontwaarden stormden ze enthousiast op hem af en begonnen aandachtig zijn profiel te bestuderen. Ik kwam naast hen staan en toonde hen hoe ze moesten kijken. Ik vertelde hen ook over het meisje en de Engelsman. Ze vonden het tamelijk hilarisch.
Terwijl we langs de kathedraal en de Grote Markt passeerden, vroeg ik hen waar ze vandaan kwamen. Uit een jongensweeshuis, vertelden ze. Dat ze onafscheidelijke vrienden waren sinds ze ontdekt hadden dat ze een gezamenlijke passie voor augurken hadden. Alle andere jongens zaten altijd met hun vinger in de honingpot, zij getweeën zaten aan de augurken. Dat schiep een band. Ik vertelde dat ik ook liever uit de honingpot likte, maar ze namen het me gelukkig niet kwalijk. Als iedereen anders was zou dat ook maar weer gewoon zijn, nietwaar?
We lieten het Steen rechts liggen en gingen het Zuiderterras op. Ik wees hen op de beelden en vroeg hen of ze het eng zouden vinden, het hol van de leeuw. Van deze vast wel, vonden ze allebei. Terwijl we daar wandelden ontbond de hemel zijn duivels: plots leek het Scheld boven ons te zitten en dan overal rond ons. We werden enigszins vochtig. We snelden dan maar van het terras af en verschansten ons eronder.
We stonden daar maar wat te rillen. Toen vroegen ze me of ik misschien de laatste paardenbloem wist staan. Ik keek hen totaal verbluft aan. Ik had een heleboel verwacht, maar geen pisbloemenvraag. Iemand anders antwoordde in mijn plaats. Hij was plots naast me opgedoken. Hij droeg strakke panty’s. Hij stelde zich voor als Robin en zei dat het trof, want hij had een paardenbloemenveld en er stond nog wel een bloem.
Daar gingen onze wegen uiteen. De Schelde liep weg in het gat dat daardoor ontstond en ik was de eerste mens die bovenop de voetgangerstunnel naar Linkeroever overstak. Maar dat vond blijkbaar niemand belangrijk.

1 opmerking:

Anoniem zei

Hallo,

Mail je me even je emailadres door? Ik heb een vraag mbt tot je proza...

Sarah
sarah.vankersschaever@metanderezinnen.com