zondag 24 mei 2009

De wachters

Het was een klein zaaltje. Krakkemikkige houten stoeltjes waarvan het bouwjaar al bijzonder lang vervlogen was stonden in slordige rijen opgesteld. Om binnen te kunnen moest je ergens door een onooglijk steegje achterom een alternatieve platenzaak. Daar stond een oude ladder in een smerig keldergat. De ruimte werd slecht verlicht door levenloze tl-buizen. Maar dit krocht was het opwindende hart van iets nieuws. Iets jongs, rebels en revolutionairs. Een terugkeer naar het ware geloof en het echte mens-zijn. Hier werd gewaakt.

Johan Maertens stond tevreden te kijken naar de opkomst deze avond. Zo dadelijk zou hij van zijn plaats bij de deur naar voren in de zaal wandelen, slalommend tussen de her en der verspreide en al dan niet bezette stoelen. Hij zou tot hun harten spreken, stuk voor stuk. Dit was het geluid van de waarheid. De waarheid koos zijn volgelingen en liet hen niet meer los.

“We moeten waakzaam zijn.” Johan liet de woorden even vibreren in het luchtruim, om hen de kans te geven op ieders tong neer te dalen, zodat elke aanwezige het hart van waarheid zou proeven. “We moeten de dag van God verwachten. We moeten verwachten dat Jezus komt. Niet alleen moeten we dat verwachten, we moeten ernaar verlangen.” Hier nam hij een dramatische pauze. “Maar wij hebben een nieuw verlangen. Een nieuwe verwachting. Wij zijn vervuld van het besef dat het verlangen onvervulbaar is, dat de verwachting niet ingelost kan worden. Zij verliest haar bestaansreden in haar vervulling en moet om werkelijk te kunnen vervuld worden, onvervuld blijven.”

Timo staarde in vervoering naar de weidse gebaren van deze op aarde neergedaalde engel. Hij had gelijk, oneindig gelijk. Jezus kwam niet terug, Hij was al terug en al de rest was verlangen. Het flikkerende tl-licht maakte plaats voor een warme gloed. Timo opende zijn mond een beetje om elke druppel oratie van deze redenaar in te drinken. Hij voelde de warme aanwezigheid van de volkomen waarheid. Een onweerstaanbare lust naar meer van deze onpeilbare bron van kennis en mystieke waarheid borrelde op in Timo’s anderszins steenkoude hart.

Onder het genot van een trappist hadden idool en bewonderaar een lang gesprek. Timo had zo veel vragen, maar tegelijkertijd had hij het gevoel dat hij zelf de enige was die antwoorden gaf, alsof Johan waarheid in hem naar boven bracht die hij onbewust altijd al had bezeten.
Om vijf uur ’s morgens probeerde Johan zijn bekeerling te kussen. Die was nu echter al trouwer aan de principes van het verlangen van de wachters dan de bezieler van de filosofie. Hoewel de vlammen doorheen zijn hele lichaam woelden en hem tot een blijde ontvangenis drongen, wist zijn lust tot lust de overhand te behalen. Hij week terug en wandelde, gloeiend van verlangen, terug naar zijn kot.

Geen opmerkingen: