zaterdag 13 februari 2010

En leid ons niet

"Mag ik eens iets erg raars vragen?"
Hij was zo in zijn boek verzonken geweest, dat hij niet had gemerkt dat ze ook op het bankje was komen zitten. Hij knipperde een paar keer met zijn ogen, als was hij verblind door het plotselinge schijnsel van haar gezicht.
"Allez, eigenlijk, ik bedoel, ik wil niet echt gewoon iets vragen, maar vragen of je iets voor me wil doen. Eigenlijk."
Hij hervond zijn stem ergens in de krochten van zijn keel en met zijn stem ook zijn vermogen om te allen tijde een quasi geamuseerde houding aan te nemen.
"Nu heb je me officieel nieuwsgierig gemaakt." Hij liet zijn arm losjes over de rugleuning van de bank hangen en keek haar recht aan. Ze schuifelde wat heen en weer, vertrok haar lippen een paar keer en sloeg heel de tijd haar blik neer en weer op.
"Wel, ik heb een kleedje nodig voor een feest volgende week en ik heb er wel een paar leuke gezien.." Ze stokte even en spuwde dan de rest van haar zin uit: "Ik wil graag weten welk jij het mooiste vindt wil je straks om vier uur met mij naar de winkel gaan kijken dan pas ik ze en..."
Duizend mogelijke bizarre verzoeken hadden door zijn hoofd getold, maar dit sloeg hem toch met stomheid. Hij legde zijn voet op zijn knie, zette hem weer op de grond, liet zijn rug en zijn nek kraken en keek haar weer aan. Hij wilde vragen waarom ze juist aan zijn mening hechtte, waarom ze niet met een vriendin kon gaan - vrouwen hadden toch veel meer uitgesproken meningen over kleren? Haar lichaamstaal gaf echter aan dat ze elk moment zou kunnen vluchten zonder zijn antwoord af te wachten. De enige manier om er meer van te begrijpen was op haar verzoek ingaan. "Ja, ja, dat is goed." En terwijl ze al rechtstond: "Graag zelfs." "Wacht straks buiten op me." Ze zei het alsof ze zich alweer ontzettend schaamde voor wat ze gedaan had.
"Denk ik", mompelde hij nog voor zich uit. Hij wilde zich weer overgeven aan zijn lectuur, maar Foucaults woorden en dingen slaagden er niet in zijn aandacht terug te grijpen. Zijn gedachten waren hopeloos verloren in de contemplatie van wat zijn kon.

Geen opmerkingen: