dinsdag 14 september 2010

De rots schreeuwde: "Ik kan je niet verbergen!"

Smart people outsmart each other,
then themselves.

Er is een kamer die aan het einde van de hal ligt. Je zit er en schrijft gedichten, over liefde en mysterie, geloof en fantasie. Waarom schrijf je gedichten met die blik in je ogen? Weet je hoe de andere helft sterft? De rivier bloedt om jouw wapenwoorden, scherper dan messen.
Ik huil als een wolf, een lijdende wolf. Je pijnigt me.
Ik ben toch knap, in dit licht, onder deze hoek? Ik neem je mee, we gaan op de storm rijden. Vrees mijn handen niet, mijn linkerhand weet niet eens waar mijn rechter is, laat staan wat ze doet. Zing mee met mijn lied van vreugde.
Ik heb me laten vertellen dat het over een verloren paradijs gaat.

In de spiegel ontmoeten we. Ik gun mezelf de tijd, mezelf voor te stellen.
Rijkdom en smaak.

Ik wacht buiten je deur, ik krabbel over je vloer. Hoe lang nog? De zee kookt terwijl ik buiten verga in mijn liefde. Keizerrijken brokkelen af. Hoe leeft de andere helft?

Eens koos ik te dansen en ik dans nog steeds. Ik val nooit, ik kan niet terug.
Waar was je? Waar was je?
Ik dans een lied van liefde, mijn handen zijn gebonden. Ren naar de rivier, ren naar de zee, ren naar de kolkende, kokende massa's bloed en schreeuw je nood. Je denkt dat ik slaap, maar kijk naar mijn ogen. Ik lig aan je zijde en ik dans voor eeuwig. Ik hou zo van de duivel.

Geen opmerkingen: