woensdag 8 september 2010

Robin Hood had een paardenbloemenveld

Ik hoest, trek een zuur gezicht en werp de rug van de zoveelste vrouw die haar zelfbewustheid onttrekt aan een verstikkende wolk parfum een boze blik na. Frank en Karel, die zich gewetensgewijs op mijn schouders hebben geposteerd, kletsen op hun dijen van plezier. Geïrriteerd voel ik me even als een pooier, maar de aalgladde rotzakjes weten met hemeltergend gemak mijn vegende handen te ontwijken. Een groepje ongelofeloos stoere pubers staart verbaasd naar mijn schijnbare spasmen. Ik raap gauw de scherven van mijn gezicht bijeen en zet gezwind mijn weg verder. Een bedelaar smeekt me hem daarop te helpen, maar mijn weg moet ik alleen gaan.

Iemand heeft zich vanmorgen vermaakt met het uitgieten van vrachtwagenladingen zon over Antwerpen; de straatstenen worden zoetjesaan te warm voor mijn barrevoetse gang, maar mijn missie duldt geen uitstel.

Een combi komt langzaam naast me rijden. Een vrouwelijke agente zwengelt haar raampje naar beneden om me onder de naakte voeten over de naaktheid van desbetreffende voeten te kunnen geven. Alsof ik zelf niet weet dat er af en toe glasscherven, nagloeiende sigarettenpeuken en nog meer fraais op de Antwerpse trottoirtegels rondslingeren. Mijn vriend, de politie slaagt er kennelijk niet in om een obscuur artikel uit het wetboek naar boven te halen waartegen ik in overtreding zou kunnen zijn. Met nog een laatste bitsige opmerking over hippies doet de agente, die trouwens veel te rode lippen heeft, haar raampje weer dicht. De bestuurder zet vervolgens de sirene aan, want het wordt dringend eens tijd voor frieten.

Ik ben zo onderhand op de Wapper beland. Hier kom ik tot de onthutsende vaststelling dat ik geen flauw idee heb waar te beginnen. Kruidvat maar, zeker?

Verbouwereerd kijkt de verkoopster mij aan. Op mijn schouders bulderen Karel en Frank zich letterlijk te pletter. Jammer genoeg zijn ze gauw genoeg weer ontpletterd. Was dat zo een vreemde vraag? Of ik misschien vond dat mijn vriendin stonk op geregelde tijden. Ik wapper met mijn handen om het misverstand te doen vervliegen. Ik heb helemaal geen vriendin, ik lek gewoon af en toe achteraf. De verkoopster wordt wat rood.

"Bent u van Benidorm Bastards?"

Een tikje verbluft kijk ik haar aan. Zie ik er zó oud uit? Ik heb helemaal niks te maken met verborgen camera's, ik wil gewoon geurabsorberend maandverband kopen. Me ergeren aan mijn eigen geur zou geen hobby van me mogen zijn. Het helpt mijn betoog waarschijnlijk niet dat mijn schouders hevig trillen onder het geschuddebuik van mijn eeuwige publiek.

"Mag ik u vragen om naar buiten te gaan?"

Ik draai me op mijn hielen om en schrijd naar buiten. Het alarm gaat af, want ik heb het doosje maandverband helemaal niet betaald. Een winkeldetective beent op me af. Ik sla de ogen ten hemel en zet de sprint in.

Ik ben in vliegende vaart de Meir af gecrost, de Leien over en dan naar de UGC. Ik schuif in bij een groepje van een zestal mensen die hun ticket zijn aan het laten controleren en glip de roltrap op. Tegen dat er iemand doorheeft dat ik een zwartkijker ben, ben ik al in de sterrentunnel. Ik wandel daarna de eerste de beste zaal in en zet me neer tussen twee popcornvretende koppels die ingespannen naar de Axe reclame staren.

Midden in de film buigt de man aan mijn rechterkant zich naar me toe. "Je gaat klaprozen krijgen." Hij kijkt me verwachtingsvol aan. "Ik heb alleen pisbloemen in de aanbieding", repliceer ik. Hij trekt een wenkbrauw op, gelukkig niet de mijne, en gaat weer recht zitten. Dan voel ik een hoofd op mijn linkerschouder liggen. Mijn buurvrouw wordt blijkbaar maar moe van de film. Ik schuifel voorzichtig wat weg, maar dat heeft geen zin. Karel schudt met zijn vuist naar de indringer die hem in mijn schoot heeft doen belanden.

Iemand tikt op mijn vrije schouder. Ik tuur moeilijk uit mijn ogen. Het is echt wel een saaie film. Voor me staat een Mexicaan. Of in ieder geval een dikzak met een sombrero. Hij rookt een sigaar en geeft me een bos treurwilgen.

"Treurwilgen? Dat kan helemaal niet. Treurwilgen groeien nooit in een bos."

"Ja, Frank heeft gelijk. Maak er sequoia's van."

De Mexicaan bloost. Hij wordt er zowaar Cubaans van. Allez, hij krijgt toch een legerpetje, een zonnebril en een baard. En hij rookt nog steeds een sigaar. Hij biedt me een bussel Guantanamezen aan, want die zijn allemaal buiten gezet door mensen die varkens willen paaien.

Ik kijk rond. De film is al lang afgelopen, de kuisploeg komt net binnen. Mijn schouder wordt nog steeds gegijzeld en nu ook bekwijld door mijn slapende buurvrouw. Haar gezel is verdwenen. De Mexicubaan ligt dood aan de deur. Er zitten drie pijlen in zijn rug. Ik applaudiseer voor de precisie van de schutter. Die zit op rozen. Hij vloekt en springt overeind. Zijn achterwerk bloedt. Geen rozen zonder doornen. Frank en Karel grinniken.

"Die heeft een paardenmiddel nodig."

Geen opmerkingen: