zaterdag 20 november 2010

Son souvenir est un soleil qui flambe en moi et ne veut pas s'éteindre

Dubbele moord en zelfmoord zonder briefje. Het zal sluiten, je vingers om het koude staal, voordat rigor mortis je geest aflost. Heb je de wereldziel gevonden? Ze spuwt je uit als de moeder die je nooit baarde.
Maar wees gerust, de zorgen die je wel, blijven tam in mijn borst rusten.
Toen ik in mijn pols sneed - een kogelgat, zo diep - doodde ik de dichter. Nu jij me verlaten hebt, ben ik nog verder van huis. Nee, staar niet zo, niet zo, sluit alsjeblieft je ogen. Hoe zal thee me ooit nog smaken? Voor eeuwig dobber jij, bleke, mooi als de sneeuw, rond in mijn glas.
Ik, de onbewogen beweger van jouw exodus. Onverstoorbaar onveranderlijk als de schuwe geest van deze heuvels, een kil huppelende Bombadil, zo laat je kou me lentekriebels. Ik zei: zoen, keer weer, corso en ricorso, de avond ben je niet en voor de ochtend nog te vroeg (maar steeds zal je wezen mogen: het warmste koudste deel van de siberisch brandende noen; middag na middag, zolang begin of einde uitblijft).
Te vaak heb ik mijn aderen voor je geopend, jij, gif in mijn bloedsomloop. Decadent heb ik me aan jou bezat, bezeten en zuur zal dat me opgerispt verbreken.
Nochtans.
Ik herinner me (opgenomen) wanneer we twee kinderen waren: tweewerf geknal.
Steeds woelt in me de pathologische leugenaar, trappelt, schreeuwt, weet me immers waarheidsloos. Ben ik de laatste goede dode op aarde? Mag ik me dan toch storten?

Geen opmerkingen: