vrijdag 25 maart 2011

Absolutie tussen kleine tekst en atheïstische stervensoverwegingen

Er is een deel van me dat je nooit zult kennen, ik zal het je nooit tonen. Angstvallig zal ik het verborgen houden voor je heerlijke, al te nieuwsgierig priemende ogen. Ook als ik nader, houd ik je van verre. Geen glimp wens ik je ervan te laten opvangen, vermoedens zullen je enige deel zijn. Dat het probeert te praten is evident, maar ik zal het bewaren waar het hoort als gekoesterde droom: in eeuwige slaap. Juist omdat ik.

Ik ben vrolijk en jij aantrekkelijk. Liefelijke vogeltjes fluiten een waltz. We zijn noodlottig op elkaar gebotst en je hangt al in mijn armen. We kunnen niet anders meer, nu moeten we wel dansen. Onze voeten dragen ons, wars van de verdwaasde blikken van grijze omstanders. Gelukkig weten we allebei toeten noch blazen van stijldansen. Misschien is het wel ons rekbare begrip van de waltz die ons op zoveel verraste aandacht komt te staan. Behendig slalommen we tussen drummende mensenmassa's en ronkende auto's door. Plots opduikende trappen richting Schelde vermogen ons niet van blijvende chorea te weerhouden. We dreigen keer op keer van de blauwe steen te tuimelen, maar ik zal je niet laten vallen.

Maar het moment komt nooit.

Geen opmerkingen: