woensdag 27 december 2023

Col de l'Iseran

 Hij legt de laatste hand aan een verhaal dat voor iemand had moeten zijn, maar nu onaf zal blijven, want niemand zal het lezen. Zijn specialisme: onaf, onuitgesproken, verstopt en verdoken. Uitstellen, vluchten en verzwijgen, de drie apen van zijn levensinstelling. Hij staart over de rand van zijn scherm uit het raam. Het is een kot in de nacht, buiten is het stil. Dat betekent niet dat het er rustgevend is. De kerstverlichting schreeuwt in zijn ogen, joelt hem vragen toe over zijn gebrek aan vreugde. Is dit niet de fijnste periode van het jaar, gezellig onder familie en vrienden? Niemand zal weten hoe het met hem gaat, hij heeft geen aanleg voor gepraat.

Het is een rottig dagje geweest. Het is sowieso al een povere week geweest. De gezellige feesten zijn vooral een vermoeiende opgave, maar de opluchting van het thuiskomen wordt verpulverd onder het vallende aambeeld van de eenzaamheid. Het was een lange fietstocht naar huis, langer gemaakt door het mechanische falen van het vehikel. Hij was zo trots geweest: ondanks de ingewikkelde naafversnellingen, de stugge kettingkas en de hels strakke achterband, was het hem gelukt - weliswaar met veel gevloek en nog meer verlies van tijd - een nieuwe binnenband te steken en alles terug ineen te schroeven. De vitessen leken het zelfs goed te doen. Maar op de langere afstand kwam hij bedrogen uit: de ketting begon over te slaan, de versnellingen versprongen naar een andere stand, de ketting rammelde tegen de kettingkas en het wiel begon scheef te draaien, waardoor het tegen het kader aan sleepte.
Zijn onvermogen met de mechanica komt hem voor als een spiegel van zijn psyche. Twee lekke banden op even zoveel weken tijd. Als hij zijn vinger in het ene lek plugt, begint het andere te vloeien. Als hij over het ene gerust lijkt, weet zijn hoofd weer een nieuwe zelfhaat aan te boren.

Wat voor een idee ook om de sombere ziel aan te moedigen onder de mensen te komen. Daar zit hij dan alleen aan een tafeltje, eens zo hard benadrukt dat hij daar alleen zit. Daar kan geen boek aan helpen. Anderen kunnen hun verdriet verstoppen achter hun aimabele conversaties. Hij kan alleen maar donker voor zich uit staren en zijn pijn laten wroeten. En nadat alle gezelligheid hem de ogen heeft uitgestoken, hoeft hij niet meer te zien dat zijn veilige thuishaven een leeg nest is.

Tijdens het zware trappen met het slepende wiel bekruipt zijn eeuwige metgezel de bagagedrager. Daar is hij dan: zelfmedelijden. Immer de grootmeester van navelstaarderij en willekeurige neerslachtigheid. De spichtige vingers van zelfmedelijden boren zich in zijn hersenstam. Hoe achterlijk is het dat hij zichzelf zo zielig vindt? Er is niks om over in te zitten, zovele anderen in zijn kennissenkring hebben het zwaarder. Zelfhaat boort zijn nagels in zijn benen, het trappen wordt van langsom zwaarder. Hij probeert zich op iets anders te focussen, wil de stemmen in zijn hoofd en hart terug naar hun cellen verwijzen. Tevergeefs. Ze bespotten hem, maken zich vrolijk. Niemand zal weten hoe het met hem gaat, hij is niet gebouwd voor andere mensen.

Hij is wel gebouwd voor andere mensen, hij voelt zich zelden zo goed als wanneer hij zorg voor iemand op zich kan nemen, kan luisteren, warm aanwezig kan zijn.
Hij is slecht in vragen stellen, denkt dat hij het beste zorgt voor mensen door zichzelf uit te wissen en hen van zich af te duwen. Hij biedt zijn schouder maar aan omdat het daardoor voelt alsof hij ook bij iemand kan uithuilen, het gevoel van de ander vult de leemte om zijn longen.
Hij is oprecht, hij heeft het altijd juist willen doen.
En toen het niet juist was, was het tenminste wel goed, dus toen kon hij niet anders dan terug proberen het wel juist te maken, waardoor het alleen maar almaar minder goed werd.

De fiets komt tot stilstand, het achterwiel zit nu helemaal klem. Hij zal de rest te voet moeten doen en het krel half moeten tillen, half moeten meeslepen. Tussen de opdringere stemmen door tracht hij de zinnen te smeden die straks neergeschreven zullen moeten worden en die tegen dan hem ijverig zullen trachten te ontlopen. Intussen dringt zich de vraag aan hem op of je het kussen zou afleren als het afdoende lang geleden is. Weerom weet hij niet of hij teveel of te weinig aan seks denkt. Hij denkt alleen maar aan de woorden van seks. Hij heeft zich al lang niet meer buiten de abstractie begeven. Hij weet niet eens of hij dat nog durft.

Hij glimlacht tevreden. Hij heeft weten te thematiseren dat het onaf is, dat het nooit af mag zijn. Dat is een solide einde, een dat er geen is, een dat zegt dat er altijd nog meer zou kunnen worden toegevoegd, dat kan meegroeien met een verder meanderend verhaal. Het is zo ver in de nacht dat het weer ochtend is. Hij zou naar bed moeten. Straks zal hij ontwaken met maar een paar uur slaap, het zal middag zijn, zijn hoofd zal bonzen. Heel zijn lijf zal kronkelen met de wens dat iemand hem ruw komt bekruipen, een inbreker die daar plots zomaar is. Of beter nog, dat het plafond naar beneden komt en zijn krakende kop versmacht.

Later als hij groot is wil hij zeker van zijn stuk zijn, wil hij begrijpen hoe de wereld in elkaar zit. Dat komt als je groot bent, dat zie je duidelijk aan grote mensen. Later als hij groot is, zal hij iets afwerken.

Geen opmerkingen: