woensdag 4 april 2012

1. Maar wel een viool?

Zal ik je helpen met je tampon? Deze middag schemert het onder de zon. Ik beklim de wijnrank aan je gulle balkon. Schemerwezens hullen zich onder de zon. Wezels en apostels komen uit hun catacomben. Broze zonnegoden vleien zich schuchter in hun tomben. Snel geslokt verkondigd bloed smaakt vergeven van tromben. Verpulverde ozonlijders ruisen stoffig in hun tomben. Leunend op je marmerreling stem ik mijn viool. Mijn shakespeariaans gevedel schalt rijk aan vitriool. Een vluchtige slok bourbon bied ik je aan uit mijn fiool. Je snuift, trekt een gezicht, het memoreert aan vitriool. Als ik niet gauw wat beters breng, zet ik je aan tot gnuiven. Dan dreig je als een wilde stier dat het er zal gaan stuiven. Helaas, ik, arme pauper heb nog geen been om aan te kluiven.1 Berg me, roep de matador, kweel dat het er zal gaan stuiven. Met een snelle kattensprong verschuil ik me in je kast. Het is er aardedonker dus je zoekt me op de tast. Je menige kilo's kleren zijn mijn onderduik tot last. Jij waadt er veel vlotter doorheen en grijpt me op de tast. In dit graaiend duister houden wij het niet te kuis. Misschien toch niet per ongeluk grijpen we elkaars kruis. Zo keren we terug naar waar ik begon: zal ik je helpen met je tampon?

Geen opmerkingen: