vrijdag 15 maart 2013

Τριγωνομετρία

Niet dan in uw aarde 
Haar handen beven in haar schoot, ze maakt zich klein in haar stoel. Een lichte trilling in haar stem verraadt de pijn. Ze twijfelt, twijfelt aan zichzelf en wat ze gedaan, hoe ze geleefd heeft. Er ligt smeking in haar ogen, een gebed om hulp, om bevestiging, iets van een houvast, een belofte dat alles weer lief zal worden. Ze verlangt alles wat ik haar niet kan verlenen; ik weet wat is en komt. Zij hoort mij niet te vragen of ze de bom zullen gooien!
Ik wil haar in mijn armen nemen en sorry zeggen voor alle keren dat ik haar overreed in mijn mooie auto. Ik wil de zorgen uit haar grond graven en jasmijn planten. Ik wil alle littekens die ik haar heb gegeven wegnemen, maar de wonden zijn weer open: een ander mes, maar toch hetzelfde, draait erin rond. Ik wil tenminste het zout eruit wassen, maar heb slechts mijn hete tranen voor handen: lood om oud ijzer.

Eens dacht ik dat de kans je te doen lachen 
Koppig maakt hij iedere fout. Hij strandt op iedere zelfde zandbank, loopt nagenoeg identieke averij op. Hij is even onvoorbereid op de onvermijdelijke stormen, laat zich even vaak in sluimer betrappen. Hij houdt net zo vast de hand aan het roer.
Hij dobbert verder weg. Of zijn het mijn zeilen, gehesen in een strakke bries die hij ongunstig acht, die het water dieper maken? Vanaf onze commandobruggen schreeuwen we elkaar waarschuwingen toe, machteloos om elkanders oostindicismen. Ik geloof graag dat ik hem in mijn reddingssloep tegemoet vaar, mijn verwelkomende hand naar hem uitgestrekt. Maar zijn het niet de kanonnen van mijn armada die hem te gronde richten? Is het niet mijn ongeduld dat hem doet verankeren achter verraderlijk veilige riffen?

Mijn imperium van vuil 
In het zwart gehuld schokschoudert hij in de hof, leegt beker na beker. De droesem beroert zijn gal, alsem doordringt de atmosfeer. Een mijnenveld omringt hem, prikkeldraden, brandende autobanden en grommende bloedhonden. Zijn tuin is een spiegel waar hij zichzelf steeds weer in tegenkomt en niet doorheen kan stappen. Een post-apocalyptisch Gethsemane dat me akelig bekend is, maar waartoe ik slechts zuchten van toegang krijg, zuchten die ik moeilijk weet vast te houden, die ik te hard uitblaas, die ik op de verkeerde toon fluit, die ik verklooi. Waarom geloven we allemaal dat we de enige zijn?

Рублёв
Kreeg ik jullie maar rond de tafel. Kon ik je maar uitnodigen, wilde je maar komen, slaagde je er maar in te komen. Kreeg ik de tafel maar gemaakt.

Geen opmerkingen: