woensdag 21 juni 2023

Een simpel syllogisme

Welbeschouwd is er geen andere conclusie te trekken.
O, het gaat niet om haar, natuurlijk. Zij is inwisselbaar, surrogaat, nauwelijks werkelijk - toch? Ze is slechts de avatar van de overweldiging, van het meegesleept worden, van het niet te stelpen bloeden uit ingebeelde wonden. Ze is de schaduw van de decadente drang beleefde te worden door het sublieme.

Irrelevant: haar gezicht zoals het daar glimt in het spaarzaam binnen geglipte daglicht, haar losjes opgestoken lokken, de bedeesde onthulling van haar armen uit het zomers om haar schouders fladderende kleedje.
Irrelevant ook: de gratie waarmee ze zich hier neervlijt, onnadenkend naar de bril tast die op haar hoofd rust, haar in verschillende tinten gelakte nagels door haar losse haren laat glijden, de ceintuur schikt die de cache coeur op zijn plaats moet houden.

Nee, om haar gaat het niet. Wie ze is, is werkelijk van geen belang, dat acht hij onomstotelijk. Alleen de abstractie, enkel de emotie, dat is al wat hem aanspreekt, aan hem appelleert, de bevlieging die hem aanvliegt.
Haar beeld zoals het door zijn denken waart, is niets dan contingentie. Dat de lettergrepen van haar naam zich zo feilloos draperen kunnen over namen in smachtende liedjes die gebeurlijk zijn gehoor binnen fladderen, is niet meer dan een illustratie van de kneedbaarheid van klank.

De proef op de som: hij richt zijn gedachten op de knappe man die zich gisteren tegenover hem posteerde in de trein. Diens lichte ogen hadden zijn blik even gevangen. Ze leken wel onder stroom te staan, zo geweldig veel leven ging ervanuit. Zijn overbuur was vervolgens in een boek verzonken, hij in het borsthaar van de man. Die had een knoopje meer open staan van zijn hemd dan gewoon zou worden gevonden, maar het was per slot van rekening warm. Het was eigenlijk teveel borsthaar. Uit dat te ver open staande hemd had een afstotelijk machismo moeten stralen. Het deerde niet: deze man was moeiteloos woest aantrekkelijk.
Even moeiteloos paradeert de man zijn gedachten weer binnen, parelt ingebeeld licht in de heropgeroepen ogen, verdwalen zijn vingers in de illusoire diepten van de borstjungle.

Zo! Bewezen. Hij is gewoon verliefd op het gevoel, smoor op de infatuatie. De concrete objecten die voor zijn geestesoog opduiken zijn er van willekeur. Zijn liefde richt zich slechts op één zij: die dolle drang grenzeloos te voelen.

Verliefdheid is de zwartste ziekte. We snakken en talen naar haar, hengelen naar haar gunsten, slempen gulzig de gal die ze ons uitgiet, onderwerpen ons weldadig aan de gewelddaden die ze aan ons pleegt. We vertroetelen wanhoop en teleurstelling, haar lelijke tweelingbaby's, we wentelen ons in de weltschmerz die aan haar voetsporen ontspringt.

Hij heeft haar verfoeid, verliefdheid, om haar langdurige absentie. Hij heeft geschreeuwd in de ledigheid van koude nachten, haar vervloekt als ijsprinses. Nu haar koortsige vlammen in hem woeden, verscheurt het verlangen naar haar hem nog dieper.

Volkomen irrelevant: haar naam staat in zijn zoekgeschiedenis te blinken. Hij vond niets dan foto's van later dan vroeger. Ze is dezelfde niet meer, ze heeft nu het succes dat ze aan haar familiestatus verplicht is.
Maar ze is bijzaak, arbitraire hypostase van zijn werkelijk verlangen: verliefd te zijn. Hij bedelft haar onder tal van cryptogrammen, maar hier is geen enigma te grafschenden.

Hij moest maar eens richting de Meir trekken. Door haar straat, die per ongeluk op zijn weg ligt. Wie weet loopt hij haar tegen het lijf. Louter toeval, dat kan de enige conclusie zijn.

Geen opmerkingen: