Als niet de mens de vergissing is, dan toch minstens ik.
Afgemat heb ik me in het aaneenrijgen van onverstandigheden. Ik heb de kelk van de onbezonnenheid tot op de bodem geledigd en het vat uitgeschraapt. Ik heb mezelf en de mijnen tot de rand van de waanzin uitgeput met het najagen van waanbeelden.
Ik heb zeer geijverd om goed te mogen heten. Ook ik ben niet overgebleven. Ik heb de diepten van de vallei van de schaduw van mezelf doorkruist en ben keer op keer hopeloos verdwaald en verstrikt geraakt. Ik heb me diep teruggetrokken in het pantser van de stilte, tot ik onvermogend werd de spraak nog te hanteren. In de krochten van mijn ziel heb ik het orakel van Delfi gewurgd om voor iedereen, mezelf incluis, volkomen onkenbaar te worden.
Ik heb getracht mezelf ergens aan te verliezen, me aan iets te verbinden dat mij mag leven.
Waarheen nog? Uiteindelijk verliest alles zijn luister. Nieuwe muziek verliest de kracht om nog nieuw te klinken, herkauwt harmonieën, accapareert akkoorden, reïtereert ritmes. Bieren hebben onderhand elke uithoek van het smaakpalet wel afgevinkt, variëren louter nog op bekende thema's. Strategische beslissingen om spelletjes te winnen verworden tot één grote slijmerige massa, vertonen geen spoor van belangwekkende uniciteit meer. De overgave waarmee men zich in borsten, billen en ballen kan storten, botst op de grenzen van de goesting; de hofmakerij van lippen, ogen en tongen gaat allengs vervelen. Nucleair of polycule, niets kan de huls van het leven vervullen.
We kunnen drinken en dansen, eindeloos drinken en dansen. Wervelen en wentelen, draaien en drijven. De immer door donderende dreun voert ons vormeloos op de blijvende baren van bonkende bassen.
Dit is de enige manier om te zijn: vooral niet te zijn. Nirwana, kenosis, oceanisch zelf. Eindelijk de extase. Buiten mezelf is het beter toeven dan erbinnen. Als ik mezelf maar niet ontmoeten moet.
Het is eigenlijk dwaasheid personen individuen te noemen, alsof er iemand zou wezen die een en ondeelbaar is. Wie is er niet innerlijk ten diepste verdeeld, geschonden ten aanzien van zichzelf?
Ongeïnteresseerd tolt de aarde om haar as, geklonken aan de even onverschillige zon. De nadenkende massa kwijt zich aan het verwijt van het foute denken en rotsen rollen onverstoorbaar door het luchtledige. De atmosfeer hamstert hitte en schildert de gewillige zienden schellen op de ogen. Het is toch al eerder warm en droog geweest.
Niks nieuws onder de zon. Dat ze maar gauw uitdijt, ons opslokt en zelf haar genadige zwarte ijsdood sterft. Met haar zullen we allen tevreden zuchten: eindelijk!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten