zondag 30 juli 2023

Levenslang/Levenslust

Het zindert na. We sidderen, we beven, we puffen en blazen. In elkaar gehaakt blijven we liggen, onze razende harten trachten elkaar te vinden in hun afwindende ritme. We klemmen elkaar zoals het ons steeds overkomt, op intuïtie, op instinct. Onze lijven plooien zo naar elkander telkens we mekaar terugvinden, of dat nu na twee weken, twee maanden of twee jaar is. Zelfs toen er een keer zes jaar tussen zat, hervonden onze lichamen feilloos hun pasvorm. De afgelopen weken was er van een dergelijke lange wachttijd geen sprake. Onze partnerloze paden kruisen elkaar veelvuldig deze periode.

Wanneer ik me zo zoetjesaan voel verslappen, trek ik me behoedzaam terug. Zachtjes zijg ik naast je neer. Een arm nestelt zich onder je nek, de andere hand rust op je buik. Ook na vele dagen zomer steekt het wit van mijn vingers af bij het zachte bruin van je huid.
Uiteindelijk moet de nagloed wijken voor de druk van praktische beslommeringen. Ik kom overeind, stroop zorgvuldig het condoom af, leg er een knoop in en keil het in de vuilbak. Dan begeef ik me naar de badkamer om het toilet te gebruiken en mijn zuidelijke regionen wat op te frissen.

In de verte rommelt de donder. Wanneer ik de kamer weer betreed, zie ik je silhouet in de geopende balkondeur. Zomerzwoelte sijpelt binnen langs je in het tegenlicht verhulde curven. Ook in de schaduwen weet ik blindelings elke lijn liggen, kan ik me exact inbeelden welk traject mijn vingers langs je wervelkolom zouden volgen, naar boven om met stevige knepen de uitlopers van je nek te masseren, naar onder om met draaiende duimen hetzelfde te doen in de putjes van je onderrug. Ik kan verder perfect de ronde spanning schetsen van je billen, die ik op de tast uit duizenden zou herkennen, net als het volmaakte handvol van je borsten en de zogenaamde overschot op je heupen die je soms - geheel overbodig - onzeker maakt, terwijl ik me eraan zo heerlijk geleid kan voelen me tegen je aan te drukken.
Naast je hoofd kringelt rook omhoog. Ik sluip op je toe, sla mijn armen om je middel, plant een kus in je nek en laat dan mijn kin op je schouder rusten, mijn hoofd wang aan wang met het jouwe. Je zet de cigarillo aan mijn lippen. Ik trek een weldadige wolk over mijn smaakpapillen en neem de omgeving in ogenschouw. Het balkon is voorzien van een gietijzeren reling die niets aan het oog onttrekt. Als iemand vanop de juiste plek op straat of, al helemaal, vanuit een van de overliggende huizen deze kant uit kijkt, ziet die ons in onze volle naakte glorie, of jou dan toch vooral. Ik weet dat het je geen barst kan schelen. We staan op het balkon van een b&b in Rovinj. Morgen zijn we hier weg en zien we nooit nog iemand uit deze omgeving weer. Waarom zou je je lijf versteken voor de loerende ogen van de omwonenden? Laat ze maar kijken dan, het is fraai om zien.

"Toch gek", begin je, "toen we samenwoonden had je zo weinig zin in seks. Ik moest er praktisch bij je om bedelen. Soms leek je niet eens te zien dat ik in dezelfde ruimte was, zelfs wanneer ik alles uit de kast trok, jawel, qua lingerie. Een keer gek of impulsief doen was er al helemaal nooit bij. Nu zijn we al tijden uit elkaar en ik kan je maar een smachtende blik toewerpen vanuit een tram en op de een of andere manier kom je er achter waar ik ben en verschijn je daar om de hele nacht met me te vrijen. Soms breien we zelfs twee, drie dagen aaneen die uit weinig anders bestaan dan neuken en eten. Hoe komt dat toch?"
Het adres waar je verblijft kom ik gewoonlijk van jou zelf te weten. Als je die informatie verstrekt, weet ik dat ik welkom ben. Ik ben vaak welkom. Ik ben meestal welkom. Het smachten is ontegensprekelijk wederzijds. Maar dat is niet wat je vraagt. "Hoe komt dat toch?"

De lucht licht wit op, de donder laat zich luider horen. Ik moet je het antwoord schuldig blijven, ik ben stom geslagen. Ik slik een paar keer, open mijn mond om te beginnen praten, zelfs zonder antwoord mag ik niet zwijgen, de stilte mag het antwoord niet zijn. Ik laat je los en verzet mijn gewicht naar de andere deurpost. "Ik weet het eigenlijk...", waarop ik mezelf onderbreek met een pijnkreet. Ik sta op mijn ceintuur. Ik raap hem op, samen met een lint van je jurk dat op hetzelfde moment op de grond was geworpen. Afwezig laat ik de voorwerpen door mijn handen glijden. "Ik weet het eigenlijk niet, dus. Misschien omdat het nu niet bij verplichtingen of verwachtingen hoort. Misschien gewoon omdat afwezigheid een potent afrodisiacum is. Misschien ben ik veranderd." Op het einde is mijn zin helemaal in een vraagteken veranderd. Je glimlacht. Je draait je om, gaat tegen de reling hangen. "Je hebt alleszins ervaring opgedaan. Wie weet zit het daarin." Die uitspraak is genoeg om je bijna onnadenkend je vingers over een tepel en je kruis te laten dwalen. Je blik dwaalt op en neer over mijn lijf en de loutere gedachte aan wat je je inbeeldt doet mijn bloed sneller rondpompen.

De donder kraakt boven onze hoofden. Alsof het de slag was waarmee de sluisdeuren openbarsten, gutst het plots regen. Met een verheerlijkte schater werp je je hoofd achterover. Ik ben verbaasd. "Blijf je staan? Je haar!" Je lacht opnieuw en schudt je hoofd. "Het is heerlijke zomerregen. Mijn haar komt wel terug goed. Kom toch hier." Je armen liggen uitgestrekt op het metaal. Ik kijk naar de kledingstukken in mijn handen. Ik stap de kletterende regen in en voor je goed en wel weet wat er gebeurt, heb ik een van je armen vastgebonden aan de reling. Je kijkt even verbouwereerd en grijpt mijn blik terwijl ik je andere arm vastbindt. Je kirt: "Initiatief! Avontuur! De buitenlucht! Je bent echt veranderd. Van wie heb je dat geleerd? Kom hier en vertel me elk detail." Met verrassend lenige kracht sla je je benen om mijn middel en trek je me naar je toe. Ik hijg in je oor. "Misschien is het gewoon jouw engelengeduld als verlokker."
Het onweer verbergt veel geluid. Onze kreten, maar ook de vervaarlijk piepende reling. Het ding klinkt alsof het elk moment van het balkon kan storten en ons onstuitbaar zal meeslepen. Dan zal onze laatste lendenslag gepaard gaan met een klap op de Kroatische kasseien. Voor je rug is die ijzeren bar bovendien ook niet optimaal. Met wat losser en weer vaster maken van knopen eindig je gebukt voor me. De regen gaat over naar een zachtere drup, waardoor ons kabaal toch wat opvallender door de straat weerkaatst.

We hijgen uit op een paar inderhaast bijeen gegrabbelde handdoeken. Ik grinnik: "Ik hoop maar dat er niemand onder ons stond. Wij zijn misschien niet tegen de stenen gekletst, maar ik heb geloof ik wel nog wat over de rand gedeponeerd." Je blaft een korte lach en vertrekt je gezicht. "Maat, mijn schouders hebben wel afgezien."
Ik pik de hint op. Ik draai je op je buik en en klim op je rug. De regio van je schouders die zoveel klappen te verduren heeft gehad, bestrijk ik gul met warme massageolie. "Ik merk het nog wel vaker, eigenlijk. Ik presteer beter als niemand verwacht dat ik iets te presteren heb." Je schokschoudert een beetje, grinnikend. "Presteren, nogal." Ik maak even een opwerpgebaar, "ja, ik bedoel..", maar bedenk dan dat ik je was aan het masseren. "Ik bedoel het in meer situaties dan alleen in relaties. Het gaat me niet zo af om in een verwachting thuis te horen en daaraan tegemoet te moeten komen. Niet consequent, alleszins." Je humt een beetje en ik ga verzitten om je onderrug en je bovenbenen onder handen te nemen. Ik mijmer nog even verder. "Hoewel... Bij andere dingen denk ik vaak dat ik er met mijn klak naar gooi, omdat ik bang ben dat ik minder kan dan mensen van me verwachten. Wanneer het dan niet goed genoeg is, weet ik tenminste zelf dat het was omdat ik het maar half zijn gat deed." Ik kom onnodig dicht bij de warmte tussen je benen. Het is niet langer alleen olie aan mijn vingers. Je kromt je naar mijn handen toe. "Ik denk niet dat ik dat soort voorbehoud had in mijn relatie met je. Ik ben gesprongen. Ik ben op mijn bakkes gegaan. Het lukte me echt niet. Dat toch niet, heel de tijd, geklonken aan maatschappelijke aanvaardbaarheid. Maar niet omdat ik het niet probeerde." Ik houd even stil. "Dus ging ik ervan uit dat ik te weinig voor je ben."
Je draait je half om, grijpt me bij mijn nek en trekt me naar je toe voor een heftige kus. Aan het eind van onze adem breken we van elkaar los en vinden mijn geoliede handen je borsten. Mijn lippen en tong dalen via je hals af, op weg naar je glibberige diepten.

De ochtendzon werpt zijn eerste voorzichtige licht tegen ons raam wanneer we beiden helemaal glibberig van olie, zweet en alle lichaamssappen die we elkaar hebben weten te ontlokken de douche in stommelen. Ik spoel mijn mond, de mengeling van jou en olie gaat maar moeilijk van mijn tong.

We spreken niks af wanneer we vertrekken. Er is geen plan voor wanneer we elkaar terug zien, horen, sturen. Dat wijzen de dagen zelf uit. Misschien kruisen we elkaar volgende keer terwijl we even gearmd lopen met een partner. Dan duurt het langer. Maar vroeger of later zal jij die blik werpen en zal ik je adres achterhalen. Of misschien stuur ik een keer een foto en begrijp jij waar ik ben. We vinden elkaar onvermijdelijk terug. Jouw geur, jouw smaak, jouw warmte en jouw vorm, ze zitten diep in mij.
Dat moet dan maar genoeg wezen.

Geen opmerkingen: