maandag 6 november 2023

Hangende

Éala laat haar benen nonchalant over de vensterbank bungelen. Het druilt. Nat gebladerte floddert door de straat. Het af en aan gaan van de windstoten vermengt zich met het gedruis van de ring. Ze blaast sigarenrook uit.
Gisteravond stond ze plots weer voor de deur. Kletsnat. Ik liet haar binnen, natuurlijk liet ik haar binnen, daar twijfelde ik helemaal niet over. Ze nam een douche, ik wierp haar een shirt toe als pyjama en vormde de zetel om tot een bed. Halverwege de nacht werd ik wakker toen ze haar ijspegels tegen mijn benen aan nestelde. Ik was te lam om haar de levieten te lezen en haar uit mijn bed te verjagen.
Ik maak soep. Zij maakt zich meester van mijn sigaren. Ze schiet een van de oude hoodies aan die ik nooit draag, maar toch ook niet wegdoe. Haar benen bungelen bloot in het buitje. Ze rookt.

"Hoe ben je mijn adres te weten gekomen?" Ze haalt haar schouders op. Ik leun tegen het raam naast haar, mijn rug naar de straat. Ik herhaal mijn vraag. Ze houdt de sigaar mijn kant uit. Ik zucht, accepteer hem en draai me dichter naast haar. Ik sta half gebukt, mijn ellebogen rusten op de vensterbank. "Ik vind je altijd terug." Ik schud mijn hoofd. "Dat zal wel, maar dat is geen antwoord." Ik geef de sigaar terug. Ze taft. "Ik ben je gevolgd van bij de school van je kind." Ik knik. De zoveelste ouderavond waarbij ieder ander er blijk van gaf wel helemaal betrokken te zijn op hun kinderen en te begrijpen waaraan en waaraf. Welk beter moment had ze kunnen kiezen om weer op te duiken? Ik keer me bruusk af. "Ik zet de mixer in de soep, ze is zo klaar." Opnieuw schouderophalen. "De sigaar niet."
Ik draai het vuur lager en ga terug naast haar staan om mee te roken. Het heeft geen zin haar tegen te spreken, ze doet toch haar eigen goesting. Ik staar de diepte in. "Als je valt, breek je je poten." Ze stopt me de sigaar weer toe. "Als ik val, houd ik me aan jou vast. Als we samen vallen breek ik misschien mijn benen, maar jij je nek." De askegel waait weg.

"Waarom huil je, papa?" Ik dwing mezelf tot een glimlach en wrijf Kastor door zijn krullen. "Het is niet erg, jongen, ik ben gewoon verdrietig." Hij laat zich niet afwimpelen. "Waarom ben je verdrietig?" Éala doet alsof ze zit te lezen in de zetel, maar over de rand van het boek slaat ze me aandachtig gade. Hoe vertel je een kind wat je zelf niet weet? "Soms moet ik gewoon huilen. Dat is oké. Mensen huilen soms." Ik stop hem een hap toe in de hoop hem af te leiden, maar nadat hij heeft doorgeslikt gaat hij onverdroten verder. "Heb je je pijn gedaan?" Ik werp een snelle blik op Éala. Dan knik ik. "Ik heb pijn, ja, maar", ik wrijf over mijn borststreek, "vanbinnen, zoals waar het spannend voelt." Dat moet hij even laten bezinken.

's Avonds komt Kastors moeder hem oppikken. Hij zegt niks over Éala, noch over mijn tranen. De knuffel die hij me geeft is niet anders dan anders. Ik ga terug naar boven. Ze ligt in mijn bed. Ik ga in de zetel zitten, zet een serie op. Na een uur komt ze pruilend de kamer in geschuifeld. Ze zet zich bij me, komt tegen me aanhangen. Ik gun haar geen blik waardig.
Wanneer ik ga slapen, maak ik de zetel opnieuw klaar voor haar. Ze negeert me, kruipt gewoon meteen mee in bed. Ik maak cryptogrammen tot de pen uit mijn krachteloze vingers valt. Ik knip het licht uit en ga liggen. Uiteraard ben ik meteen weer klaarwakker. Ze nestelt zich tegen me aan. Ik woel nog lang, ik zie het nog halfvijf worden. Om halfacht moet ik op.

Na het werk blijf ik op café hangen. Ik waarschuw haar niet. Het is zeven uur gepasseerd wanneer ik thuiskom. Ze is vertrokken. Voor nu.

Geen opmerkingen: