maandag 4 december 2023

Fut

Er is wat bijzonders aan de hand met fut. Met het woord fut, helderder geformuleerd. Haal je even voor de geest wat dat woord betekent. Als je de Nederlandse taal enigszins beheerst, kan je vermoedelijk bedenken dat de betekenis in de lijn ligt van woorden als energie, kracht, elan, geestdrift, ... (En misschien dat je ook nog vagelijks ergens in de kelders van je gedachten een associatie met drankvaten opspoort.)
Tot hiertoe is er nog niets noemenswaardigs vreemd gebeurd. Laten we een stapje verder zetten. De betekenis van een woord is namelijk nooit geheel vervat in de klassieke definitie. Geen paniek, ik neem je niet mee op een semantische helletocht langs de krochten van de taalfilosofie. We trekken hoogstens onze waterdichte wijsbegerige winterlaarzen aan om in het vennetje van betekenisvelden te waden. De geest van Wittgenstein mag hier dan wel rondwaren, je mag die beste Ludwig verder rustig negeren.
Dat stapje verder dus: ga eens na in welke context je het woord fut zou gebruiken. Tenzij je iets tamelijk bijzonders doet of al begrijpt waar het heengaat en uit dwarsheid alvast probeert tegenvoorbeelden te vinden, zal je constateren dat we het woord fut nagenoeg alleen gebruiken om het te hebben over een gebrek eraan. "Er zat niet veel fut in de leerlingen; voel je je moe en futloos; al na tien minuten was de fut eruit." Ook een snelle blik op de resultaten van zoekmachines bevestigt dit beeld. We hebben het niet over futrijk of futvol, over ploegen met veel fut of zelfs over de fut die erin komt. Misschien dat je à la limite nog een formulering zou gebruiken als: "hopelijk zit er morgen wat meer fut in." Maar zelfs die zin duidt vooral op het huidige gebrek.

Nu is het an sich niet uitzonderlijk dat een gezegde louter negatief wordt gehanteerd. Hoewel we correct zouden kunnen begrijpen wat we zeggen als iets iemand wel windeieren legt, zou dat verwarrend genoeg zijn om ervoor te zorgen dat bij een eerste lezing de meeste mensen dat toch zouden interpreteren als geen windeieren, wat de reguliere manier is om die zegswijze te gebruiken. Dat we iets wel kattenpis zouden noemen, zou in de eerste plaats letterlijke kattenpis oproepen in onze geest. Je zou kunnen proberen iemand te complimenteren met diens idee dat zoden aan de dijk zet, maar je loopt een redelijke kans dat de ander confuus of in het slechtste geval beledigd reageert. En er zullen maar weinig mensen veel hebben aan je mededeling dat iets door de beugel kan.
(Je zou hier ook nog gezegdes kunnen benoemen die geen echte tegenstelling met het oorspronkelijke opleveren: hij heeft een steen om zijn hoofd op te leggen, een nagel om mee aan zijn kont te krabben, hij ziet er een been in.)
Maar dat zijn zaken die spreekwoordelijk zijn. Dat zijn uitdrukkingen die versteend geraken als geheel, radertjes die in elkaar passen, puzzelstukken die bij elkaar horen. Het woord fut maakt helemaal geen deel uit van klassieke spreekwoorden. Maar misschien moeten we constateren dat die formuleringen waarin fut als woord of als deel van een woord voorkomt, al wel halfweg richting de verstening zijn. De fossilisatie is ingezet, we zijn de oorspronkelijke kleur van het woord fut bijna kwijt aan de plooien van de tijd. Binnenkort weten we niet meer of het ooit veren had.

Interessant genoeg - en hier is het punt waar ik minder algemene aanspraken durf te maken, waar ik benieuwd ben of dit herkenbaar klinkt - zorgt het louter negatieve gebruik van het woord fut ervoor, dat ik het ga interpreteren als een heel specifiek deel van de energie of een specifieke soort energie: het klinkt onvermijdelijk als het laatste restant, als de energie van je er nog net doorheen slepen. Doordat fut zo lang heeft verwijld in het betekenisveld van de futloosheid, is fut zelf ook al vermoeid gaan klinken. Bij fut is de fut eruit.


Herfsttijrijk of herfsttijvol zijn zaken ook nooit. Maar dat is een loze opmerking.

Geen opmerkingen: