maandag 8 januari 2024

Kunsthoop

Hopeloze gevallen hoeven daarom nog niet wanhopig te zijn.
Wanhoop of hopeloosheid, wat bevindt zich dieper in de afgrond? Wan is een fraai archaïsch voorvoegsel. Het doet qua functie nog het meest denken aan dys, in sommige gevallen misschien ook aan on, al lijkt het van dat laatste dan eigenlijk een zachtere vorm. Wanbestuur is geen volkomen ontbreken van bestuur, het is gewoon slecht bestuur. Vergelijk dat met onkunde of zeker onzin. Daar hebben we het over een volkomen ontbreken, misschien een nagenoeg volkomen ontbreken. We zien dat de vergelijking met dys dus relatief goed opgaat: wie dyslexie heeft, kan nog wel lezen, wie dysforie of dysmorfie heeft, heeft nog wel een concept van zichzelf. Onder deze logica is hopeloos evident verder afgegleden dan wanhopig. De boutade waarmee ik opende, lijkt weinig steek te houden. Hoewel.

Er lijkt nog iets aan de hand te zijn bij wan wat ook met dys een onderscheid zou aanbrengen. Aan dyslexie heb je niet te kiezen. Aan wanbestuur wel. Zeker, we begrijpen dat er omstandigheden zijn die de wan uitlokken, wanbestuur hoeft niet de aanvankelijke optie te zijn geweest. Dat is wellicht nog makkelijker te vatten bij een ander woord waar we wan nog vaak gebruiken: wanbetalen. Allicht kiezen maar zeer weinig mensen ervoor slechte betalers van hun rekeningen te zijn. Het levert problemen op en het knaagt aan je zelfwaarde. Maar mogelijk is er nog wel een tijd waarin er keuze is welke rekeningen je negeert. Misschien zitten die van het water niet meteen in je nek. Iets van eten kopen valt natuurlijk moeilijk compleet af te stellen. Aan wanbetaling is een selectie verbonden. Ook in hoe we over wanhoop praten, lijkt de suggestie aanwezig te zijn dat er een zekere keuzevrijheid aan verbonden is: "Je moet niet wanhopen." Het is een actie. "Je moet niet hopeloos zijn" zeggen we veel minder gauw, net omdat het werkwoord erin verzopen is, het is niet langer een actie, het is een staat, een stand van zaken. Al is deze opvatting van wan niet onverkort verdedigbaar: bij wansmaak valt nog te verdedigen dat we dat met name hanteren voor iemand die povere keuzes maakt op esthetisch gebied, maar zijn wanklank en wanorde als veel anders dan standen van zaken te verdedigen? Of wanbof, een woord dat je kan tevoorschijn toveren wanneer je pech een te plebejische keuze zou vinden.
Overigens stel ik voor dat we met wandelen en wandeling dezelfde klemtoonverwarring doen ontstaan als bij bedelen en bedeling. Gebruik het om aan te duiden dat iets niet eerlijk verdeeld is.

Laat ik nog even loos verder associëren: hopeloos doet me ook steeds aan roekeloos denken. Het is mogelijk om hoopvol te zijn. Kan ik ook roekvol zijn? Is dat een gekke manier om voorzichtig of zorgzaam te zeggen? Waarom is dat niet in onze taal terechtgekomen? Waar dat gedeelte roek vandaan komt, moet namelijk wel degelijk zoiets als zorg hebben betekend.
Nu we toch bij voorzichtig zijn: voorzichtigheid ligt er natuurlijk aan dat je vooruitziend was. Is nazichtigheid dan een manier om te zeggen dat je ervaring hebt opgedaan? En nu we die tegenstellingen toch uitpluizen: kan onderzichtig als tegenhanger van opzichtig een manier zijn om onopvallend te zeggen? Of dus eigenlijk: ondervallend.

Tenslotte: voor heupeloze gevallen biedt de hedendaagse geneeskunde altijd nog de uitweg van een prothese. Wie te heupvol is, kan dan kennelijk beroep doen op een antithese.
En contrafessioneel als ik ben, kan ik je niet laten gaan zonder te wijzen op de rijke mogelijkheden van de antiductiviteit. Alsjeblieft, zo ben je weer geheel sinfuus.

Geen opmerkingen: