vrijdag 9 februari 2024

Venus bluste

De golven hullen zich in schemering, het schip vaart richting avond. Mijn kajuit - een model om te delen nochtans - is verder leeg, het duurt nog uren voor een korte stop in een haven daar verandering in kan brengen. Mijn laptop staat opengeklapt op het tafeltje voor me. Twee tekstbestanden staan open, ik spring heen en weer tussen beide. De een noch de ander wil erg vlotten. Naast de computer ligt een boekje met de onduidelijke krabbels die mijn notities volgen. Alles wat er momenteel aan inspiratie bruikbaar is, heb ik al digitaal overgebracht. Ik laat het boekje er alsnog liggen voor als er losse zijdelingse gedachten opspringen die een tijdelijk thuis behoeven zonder meteen in een tekstbestand te passen.
Uit de cabine naast me klinken stemmen. Mensen die wel de vaardigheid hebben met een ander onderweg te blijven. Ik spits mijn oren naar hun gesprek, iets wat ik als vanzelf doe wanneer ik ergens stemgeluid hoor. Is dat voyeurisme? Heeft dat een auditieve variant? Écouteurisme, lekker bekt het niet. De buren bekken wel lekker. Ach, wie is maagd nog of maagdelijke bruidegom in deze branding? We zijn niet allemaal veroordeeld tot onze dromen voor de beweging van de golfslag. Ik zou hen uitsluiten met muziek, maar mijn koptelefoon besloot een paar dagen geleden om het te begeven. Dus in plaats van hen buiten te sluiten, omarm ik hen geheel, slorp ik ze op in de tekst die zich daartoe leent. Dat duurt veel langer dan zij nodig hebben.

Met een dieper duister is er ook een meer omvattende stilte gevallen. Al is stilte erg relatief: de machine draait, de zee druist. Maar ik ben een stadsjongetje, constante ruis en stilte zijn au fond hetzelfde. Ik zou kunnen proberen te slapen, maar mijn lijf geeft me de signalen dat ik dat voorlopig nog best even uit mijn hoofd laat. Dan ga ik wel even het dek op, ik zit al te lang stil. Eerst vergis ik me natuurlijk weer, loop ik de verkeerde kant uit. Ik ben geen uil, bij alles wat ik doe, weet ik niet hoe. Een deur die aankondigt dat enkel crew hierachter welkom is, doet me mijn vergissing inzien. Ik keer op mijn schreden terug en vind nu wel de trap die me bovendeks zal brengen. Het is kil, maar ijsbergen zijn hier helaas ver vandaan. Er zal geen genadige verdrinkingsdood mij ontrukken aan het woelen van wensen en waardeloosheid. Een heldere maan giet alles in messcherpe contouren. Ook hier sta ik alleen. Verstandige en fatsoenlijke mensen verkeren nu in diepe slaap. Ik staar in de donkere verte, naar de denkbeeldige kade waar niemand op me wacht. Ik heb goed de harde gespeeld, maar nu, leeg, weet ik niet waar mijn vroeger ik gebleven is. Op drift, onvermogend met mezelf alleen te leven. De beroering die de diepste nacht ons brengt, die onrust steekt immer in me op. Dat gemaal tracht ik telkens woelend te sussen. Ik bedenk dat het komisch is hoe diametraal olie op de golven en olie op het vuur als uitdrukking werken. Dat zal ik even gaan opschrijven.

Het gedruis dat me wakker doet schieten heeft niet langer het constante van de golven. Er klopt iets niet. Ik schiet een broek, een hemd en schoenen aan en rep me richting dek. Net wanneer ik de trap bereik, begint de intercom iedereen te sommeren om vooral binnen te blijven. Mijn nieuwsgierigheid wint het, ik loop door. Op het dek word ik begroet door een immense hitte, rookwolken en dansende wanden van vlammen. De zee heeft vuur gevat. Een bemanningslid schreeuwt me toe dat ik subiet weer naar binnen moet. Onverstoorbaar wandel ik door. Ik glimlach dankbaar naar de voorzienigheid die me halen komt. De wind wakkert aan.

Geen opmerkingen: