donderdag 11 april 2024

Gretchen

 Je vingers strijken licht langs haar wang, leggen een lok achter haar oor. Wanneer je je hand terugtrekt, tilt zij de hare net op. Palm en rug ontmoeten elkaar. Met een aarzelende dans van terugtrekken en terugkeren vinden jullie vingers de moed om te verstrengelen. Haar gezicht is plots zo dichtbij. Je voelt haar adem, zij de jouwe. Je verzit, nog wat dichter, haar ogen stralen nog wat lichter. Wat anders nog, het kan toch niets anders dan dit zijn? Je hart stuitert rond in de flipperkast die je romp is. Je leunt naar haar toe en haar lippen wijken een beetje vaneen. Er is geen tijd meer buiten dit moment en je kan alleen verder, door de bange barrières heen. Haar lippen zijn zacht, warm, een beetje vochtig en je raakt ze helemaal verkeerd, alleen de bovenlip. Maar het is niet erg, jullie draaien naar elkaar, vinden de hoek om elkaar welkom te heten. Het is geklungel en het is niet erg, want het is geklungel dat uitnodigt tot meer oefening. Ze tilt je hand terug naar haar nek. Je vingers woelen zich haar haar in, jullie voorhoofden rusten even tegen elkaar, je voelt de vonken door jullie verbonden lijven jagen. Je kust haar opnieuw, proeft haar tentatieve tong. Je gaat erachteraan, duikt nu ademloos in haar. Je andere hand vindt haar been, haar heup, klimt op langs haar zij. Steeds een beetje meer lichaamsoppervlak ontmoet dat van de ander. Je zit moeilijk naar elkaar toe, in elkaar gedraaid. Je vermijdt al te vrijpostig te zijn met je hand, maar de hare duikt onder je shirt en die beweging heeft je streling aan de onderzijde van haar borst gemanoeuvreerd. Jullie breken even los uit de zoen, blozen stomend in elkaars blik. Ze glimlacht zoals ze dat zo overweldigend doet en trekt je weer nader. Je frutselt aan een knoop van haar blouse.

De kamer is een werveling van wezens geworden. Tot leven gekomen knuffeldieren huppelen rondom, buitelen op en over jullie. Er blijven maar grommende en spelende beesten opduiken en het daagt je. Het daagt dat het niet echt kan zijn. Maar het leek zo echt. Het was gestuntel en geklungel, het was onzeker tasten, mislukken en opnieuw proberen. Niets eraan zei droom. Behalve dan dat het dat was. En zelfs nu je weet dat het een droom is, wil je niet lossen. "Verwijl toch", zucht je, "ge zijt zo schoon."

Maar ook lucide raast de droom onstuitbaar verder, vliedt ze van je heen. Je ontwaakt alleen in je bed, alleen in je huis. En toch zou je zweren dat je de afdruk van haar lippen nog op de jouwe voelt, dat de lichte, warme smaak in je mond de hare is.

Geen opmerkingen: