maandag 12 augustus 2024

Le moine et la jeune fille

We worstelen.
We wroeten, we vechten, we knokken.
We worstelen met elkaar.
Je zal mijn schande zijn, mijn grote schande. Mijn val, mijn eind, mijn ondergang.
Met jou zal ik een schaamtelijk schouwspel vormen, een waarschuwing in een glazen kooi. Van de rand geworpen, nagewezen, voorgespiegeld als didactiek van het kwaad.
Tien jaar reeds, tien jaar een man gods. Tien jaar een beeld van standvastigheid, een rots, een fundament. Tien jaar een reputatie van een betrouwbaar oor, een integere hand, een getemde tong. Een onwrikbare pijler.
De woelige baren van de twijfel zorgvuldig uit het zicht. De fluisterende verlokkingen die steeds opdoken aan de rand van de spiegel succesvol weggedrukt.
Waarom weifel ik? Wat doe ik je aan, zoals je hier in mijn armen zweeft. Waarom zijn mijn lippen onvermogend zich weg te rukken uit de nabijheid van de jouwe, in voortdurende dreiging bijna te raken? Vochtig en warm vermengt zich onze adem.
Je bent mijn vurige vrees.
Je klemt je aan me, lost me van geen vin. Je armen weerspreken je woorden. Het is geen vrees die je hart doet overslaan, het is verlangen. Het is het ritme dat onze harten tesamen zoeken.
Je bent mijn pijloos verlangen.
Zal ik god dan niet eren door mij naar de schepping te keren?
Naakt hang ik in je armen. Ontdoe je van je kameelharen kuisheid, ik voel je even naakt onder die bruine bolster.
Als ik moet verdrinken, doe ik het in jou. Als ik moet verzengen, dan omdat ik jou verlangd heb.
Onlosmakelijk, onomkeerbaar, in je armen geboetseerd.
Amor fatum, als het dan ons doel is lief te hebben. Ze zullen zeggen dat het geen liefde kan geweest zijn. Wat fout is, kan geen liefde zijn.
Een fatale val, aan ondergang, een schouwtoneel voor velen. We zullen het beter hebben geweten.
We worstelen mét elkaar.

Geen opmerkingen: