maandag 9 september 2024

Triskelion

Lekkere wijn. Glinstert mooi in het glas. Zo lang er nog wijn in de glazen is, zijn we niet begonnen, toch? We praten nog gewoon. We zitten in de zetel. Het is moeilijk om een houding te vinden. Te rechtop geeft me zo een schooljongensgevoel en ik leun nergens handig tegen. Als ik naar achter ga zitten, heb ik het idee dat ik slonzig onderuit ga hangen, ben ik bang dat ik wijn op mijn hemd ga smossen. Tijmen drentelt nog rond, hij heeft net de wijnfles neergezet, legt een boek recht, draait de kamerplanten in een richting die hem aanstaat,... Femke commandeert hem te gaan zitten, ze ziet er goed uit, het is aantrekkelijk als ze zo het voortouw neemt - hoor ik dat te denken? - is zij niet nerveus trouwens? Tijmen schuifelt zich naast haar op de sofa. Ze leunt tegen hem aan, zet zich recht om haar wijn te pakken, kruipt terug in zijn oksel, een straaltje wijn loopt langs haar kin, ze zit weer overeind en vangt het tijdig voor het iets bevlekt. Uiteindelijk kiest ze ervoor lichtjes haar rug naar zijn borst te draaien en een hand over zijn been te laten gaan.
De wijnglazen zijn leger geraakt. Femke legt haar benen languit in de zetel, haar hielen rusten op mijn bovenbeen. Zullen we, begin ik, maar ze kust Tijmen net dus ik nip van mijn restje wijn terwijl hun kus voortgaat, een van zijn handen langs haar nek naar een borst trippelt, haar voet wrijft tegen mijn arm aan en ik pik de hint op, leeg het glas, zet het terzijde, streel aarzelend haar been en ik weet niet of ze knikt of die beweging gewoon bij het kussen hoort, knikken denk ik, want ze schuurt beide benen tegen mijn hand aan om die naar boven te dwingen. Met wat meer moed vervoegt mijn andere hand de eerste en ik denk dat ik instemming ontwaar in het gesmak.

Vanalles stijgt me naar het hoofd. De wijn, de handen, de warmte. Hier zijn we dan, wat nu? Hier ben ik met twee mannen op een zetel, vier handen op mijn lijf. Hier blijft het al hangen, wat doen we, wat doen we? Ik moet, ja, ik veer overeind, ik neem de regie in handen. Waarom heb ik een kleedje aangetrokken dat met touwtjes vastzit, mijn vingers trillen teveel om dat los te krijgen, ik ben niet de sensuele godin die hun aandacht dwingend vasthoudt, ik stuntel uit mijn kleren, wat de glorieuze onthulling van mijn nieuwe lingerie moest worden glipt me helemaal door de vingers, niet alleen mijn beha en string zijn doorzichtig, ik ben het helemaal. Jullie gapen maar wat, waar wachten jullie op, komaan - ik sidder alleen een beetje en een kikker pikt mijn stembanden in, maar iets in mijn gebaren heeft Tijmen wakker geschud en hij staat op en als een spiegelbeeld volgt Arvin zijn voorbeeld.
Eigenlijk zijn het toch maar lachwekkende dingen zoals ze daar halverwege een ventenlijf bungelen, Arvin meticuleus kortgeknipt en verzorgd, Tijmen piept tevoorschijn uit een wat dichter nest, maar ze wiebelen even dwaas en hulpeloos. Als zoekende wichelroedes hunkereren ze naar beroering, warmte om in te duiken, strekken ze zich wanhopig uit naar mij, Aphrodite die alles bestiert, toch zeker deze stieren. Hoe kunnen die kloppende uitstulpingen toch ook zo aanlokkelijk zijn, waarom ontsteken ze die warmte, welke bezwering spreken ze uit om zich te willen laten proeven?

Als je wil, Tijmen, wacht, ik heb het hier, misschien een gek idee, maar ik, je kan proberen als je wil, hoeft niet. Ik zal het je tonen, hier. Dat is voor in jou dan, ja, maar moet niet, ik dacht maar dat het kon, ik zelf... Ja? Ja! Ik zal helpen, glijmiddel ervoor heb ik ook bij, dat is beter. Til je onderlijf op, oeps, sorry Femke, je hoofd, ja dat kan niet tegelijk, uhm, zo zal het wel lukken.

Even uitpuffen, een minuutje of vijf, dan kan ik wel weer, we zijn er zo terug. Arvin kijkt bevreemd, gelooft het niet, hij niet dan? Nee, hij niet, hij zou veel langer buiten strijd zijn. Femke rept zich naar de badkamer om even af te spoelen en allicht ook de beha in de wasmand te droppen. Arvin, onderuit in de zetel, staat nog fier in de houding. Zou ik? Zou ik mogen proberen, ik ben benieuwd of ik het kan, maar zeg het dan als ik met mijn tanden...
Hoe adem je, ben ik er bijna? Mijn hand past er nog onder, ik ben nauwelijks halverwege? Ik kan het wel, gewoon stukje bij, oh ja, tanden. In mijn ooghoek: Femke kijkt toe, ik zal haar trots maken. Ze schuifelt nader, haar hand op mijn haar, lichte druk, zo zal ik dan sterven. Maar om naar de hemel te gaan ga ik eerst nog wel even op mijn rug liggen.

Blasfemie! Zonder mij. Zo ben je hen tot nectar en altaar geweest, zo keren ze zich van je af en idoleren met elkaar. Een afgodsbeeld, een schunnige dans, een fraai schouwspel, een verlokkelijk kunststuk. Ik ben als in trance tot bij hen gezweefd. Tijd dat ik de regie weer in handen neem.

Gelukkig weten ze wat ze willen, ik heb maar te volgen, ik hoef geen voortouw te nemen, ze nemen me op in hun cycloon. Als vanzelf omvat Tijmen me, zo op zijn rug. Femke, schrijlings over hem, neemt mijn handen mee. Doe ik niet genoeg? Hij lijkt afstandelijk, misschien als ik Oh, oei, is kussen oke, we hebben het er eigenlijk niet over gehad, denk je dat Is dat nu een vraag om te stellen met je handen op mijn tieten en je lul in mijn vent?
Wat zijn ze mooi. Ben ik zo mooi als ik haar kus? Past haar lijf bij het mijne zoals het bij het zijne past? Ze plooit op me dubbel en houdt mijn gezicht vast alsof ze zojuist een Ming vaas op de rommelmarkt heeft gevonden. Misschien ben ik ook mooi, een goede gedachte om mijn lippen bij te openen.

O, Arvin, lompe kloot, daar stond nog een restje wijn, het ligt tegen de wereld nu, alles om zeep. Ik verzamel scherven, Tijmen staat er al met een vod.
Daar gaan ze weer, de wiegende masten, de een met de scherven, de ander met de vodden. Bij terugkomst hangt Arvin halfstok. Durf ik zo gek te zijn? We zorgen dat we de scherven rap vergeten. Tijmen grijnst, knikt, misschien wachtte hij er stiekem ook op.
Ben je zeker? Ik wil je geen pijn doen. Ik zeg het toch! Oke, oke, maar hou me tegen als het nodig is. Hoe zit ik best langs je been, Tijmen? Leun ik niet teveel? Stop nu met nadenken, kom maar gewoon.


Ik moet werken morgen.
Het is zondag, Arvin.
En geen denken aan dat je door dat onweer gaat.
Ik maak een uitgebreid ontbijt. Je gaat niet weg voor je wat van je verbrande calorieën terug hebt.
Ik geef het maar op. Als zij geloven dat het ontbijt niet eng gaat zijn. Maar ik ga wel hier op de zetel liggen dan.

Twee boxershorts, een negligé, een brunch. Ik ben blij dat ze me ompraatten.

Geen opmerkingen: