maandag 23 december 2024

Ik wil zeggen dat het goed komt

 "Voor even, nog maar even."
Geheel onschuldig mummelzingt mijn zesjarige over het uitzichtloze bestaan als sekswerker. Een nummer waarbij ik hem een paar weken geleden ook al moest uitleggen dat de zangeres met haar "je bent dom" niet iemand belachelijk maakt die iets niet weet, maar net mensen die beter zouden moeten weten verwijt dat ze zich dom gedragen: vervelende mannen die vrouwen lastigvallen, die teveel zuipen, die doen alsof elke plek waar ze komen van hen is en alle anderen in de onveiligheid drukken. Dat is dom doen.
Hij heeft het nummer wel een paar keer gehoord onderhand, maar ik ben toch nog enigszins van mijn à propos om het zo uit zijn mond te horen komen terwijl hij Pikachu van kleur voorziet.
Vertaalt de eenvoud waarmee deze melodie hem blijft aankleven zich in een voorkeur voor muziekbeleving? Mag ik me voorstellingen beginnen maken van zij aan zij met hem in een concertzaal staan? Of vervluchtigt het en zet hij zich af?

Ik schud de mijmeringen van me af en concentreer me weer op mijn werk. Wat later kruipt hij tegen me aan met zijn oefenboek. De Zweedse puzzel vertoont nog een paar gaten. Ik raad hem aan eerst naar de opgaves te kijken die hij wel weet, zich niet te veel blind te staren op wat niet wil lukken. Een enkele keer moet ik nog een klein duwtje geven met een vraag, maar zo krijgt hij de puzzel wel gedaan. Dan wijst hij naar de berekeningen op de pagina ernaast. Iets te pittig voor hem om uit het hoofd te doen. "Zullen we ze nog een keer onder elkaar schrijven?" stel ik voor. Hij knikt. Aangezien ik zo gauw niks anders voor handen heb, pak ik mijn werkschrift met kladnotities. Daar staan toch ook berekeningen en percentages in, zo vreemd zien een paar cijferoefeningen er dan niet uit. De optellingen en de aftrekkingen gaan hem vlot af. Voor vermenigvuldigingen duwt hij zijn gezicht in een kussen, alsof de oplossing zich daar ergens in het duister aandient. Het werkt wel. Dan komt er ook een deling en ik vernachel de staartdeling eerst zelf. Het is ook al lang geleden. Met een herneming lukt het wel, langzaamaan, met veel stappen en vragen. Nog een optelling later heeft de worm eindelijk al zijn bewerkingen verteerd en hebben we de finale oplossing vast. Dan zeg ik dat ik nog even moet doorwerken.

Met geweld vliegen in de andere kamer een paar stiften tegen de muur aan. Ik negeer het aanvankelijk, maar er volgen er nog, gepaard met gesnik. Wanneer ik ga kijken, krijg ik als uitleg dat hij verkeerde woorden heeft geschreven op zijn blad. Niet de woorden verkeerd geschreven, twee woorden opgeschreven waarvan hij bedacht dat hij ze niet wilde. Het is niet goed nu. Alles is verpest. Ik vraag hem of hij een nieuw blad wil en op zijn knikken breng ik er een, maar een keer het lege papier voor hem ligt, beseft hij dat hij dan helemaal opnieuw moet beginnen aan de reeks van twintig, vijfentwintig woorden die hij al had staan. Ik probeer een paar voorstellen te bedenken hoe we het eerste blad nog kunnen redden, maar er helpt geen lievemoederen - lievevaderen? - meer aan. Het is om zeep. Hij heeft gefaald. En ik heb gefaald in hem het verpletterende gewicht van dat gevoel besparen.

"Ben je bijna klaar met werken?" Hij legt het schaakbord naast me neer. "Zet de stukken maar klaar, dan maak ik nog één dingetje af." Ik moet me reppen, want een schaakspel klaarzetten kost hem maar nauwelijks tijd meer. Dan begint de delicate balans: hij hoeft niet alles te winnen, maar ook niet te worden weggespeeld. En ik wil wel zetten doen die tonen hoe je een beetje een veilige opbouw neerzet, maar die mag natuurlijk niet te solide dicht gebetonneerd zitten. Alleszins heb ik de optie van mijn verlies in mijn eigen handen. Alles is beter dan ganzenbord, wat dat betreft.
Ik vraag me af wanneer de eerste keer was dat ik mijn vader versloeg terwijl hij ook volop probeerde te winnen.

Geen opmerkingen: