't Is wel een beetje raar, toch al een stukje over tweeëndertig jaar. Gelukkig ben je zo sympathiek twee weken later wel weer op het rekest te verschijnen. Dat stelt me ertoe in staat te verifiëren dat je in mijn gedachten al stukken aantrekkelijker geworden bent dan de werkelijkheid zelfs maar toelaat. Daar ben je weer gewoon echt, van vlees en bloed, zo hoef ik me niet aan verliefdheden te verliezen. Je bent doodgewoon, geen droombeeld, geen praktische bezwaren om je gewoon te bejegenen.
Over een rek met mascara, oogpotlood, oogschaduw en dies meer heen schenk je me een glimlach en een warme groet. Als vanzelf verval ik voor mijn wedergroet in mijn warme, zachte register. Daarom nog niet noodzakelijk dieper, maar ik hoor zelf wel dat het anders is. Even overweeg ik te vragen waar je de afgelopen tijd was, misschien was je op verlof en vraag ik daarop door. Maar misschien werkte je gewoon ook op de dagen dat ik hier niet ben, zo vaak hoef ik hier niet te zijn, dan is het nogal een stomme vraag. Ik hou het er dus gewoon op om te informeren of je straks even tijd hebt om de stock met me te overlopen en in te gaan op wat vragen van je personeel die op mijn bureau zijn geland. Althans, op dat van ons beider chef en daarom op dat van mij. Gelukkig hoef ik je alleszins niet over targets en verkoopcijfers in de nek te zitten. Ik mag een mens zijn. Net als jij. Geen droombeeld.
Ik ben vroeg, ik moet op een zeldzame vroege vergadering zijn. Als het even kan vermijd ik die voor tien uur 's ochtends. De ochtendnevel heeft tijd nodig om op te trekken uit mijn brein. De meeste winkels zijn nog maar net in de fase van de voorbereiding op de dag. De plekken die koffie serveren zijn de enige die al open zijn, voorlopig alleen om personeel van andere handelszaken te bedienen.
Je draait net de sleutel om in de deur van jouw filiaal. Al van het einde van de gang zie ik dat je een felgekleurde trui aan hebt. Ik bedenk een speelse manier om daar een aanmerking op te maken, iets dat benadrukt dat het opvallend en mooi is. Eer ik nabij genoeg ben, sta je al binnen. Je hebt er geen blijk van gegeven me op te merken. Als ik nu binnen stap, is dat heel evident alleen met het doel om je te begroeten. Even aarzel ik bij de etalage om te zien of ik in je blikveld kom, of ik kan wuiven. Je bent ergens achterin. Onverrichter zake begeef ik me naar mijn verplichtingen. Ik ben hier gewoon om te werken.
Omdat ik me niet meer te diep in mijn afhankelijkheid van koffie wil storten, bestel ik thee na de middag. Wanneer ik me omdraai om met mijn drinken weer richting mijn kantoor te trekken, bemerk ik dat ik een paar passen achter jou loop. Je bent in gesprek met een van de collega's die wel vervelend moet doen over targets. Het gaat over een maandelijkse controle die wordt uitgevoerd. Hoewel ik er niet bij betrokken ben, heb ik daarjuist opgevangen dat het systeem een fout had gisteren en die controle dus niet werkt. Moet ik dat zeggen? Dat kan ik nogal moeilijk doen vanop drie meter achter jullie, zo onthullend dat ik loop te luisteren. Ze loopt met je mee je winkel in. Ik niet.
Ik wil toch al lang weten of iets van make up me zou staan. Wat accenten, geen zottigheid, het is niet mijn bedoeling om emo circa 2008 te evoceren. Maar het zou toch logisch zijn dat je voor mannen even goed make up kunt aanbrengen die naturel overkomt, maar net wat meer kleur, leven, contrast geeft. Ik ga je om advies vragen. Al is dat misschien beledigend, dat is meer iets voor je personeel. Praktische bezwaren.
Eerst nog maar even de rest van de week uitdoen in telewerk. Volgende week zien we dan wel weer of er een dag is dat we allebei op post zijn. Of er een waterdichter excuus is. Al is mascara natuurlijk watervast.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten